Begin steeds met een positief getal.
We kennen: (A + B)² = A² + 2A.B + B²
Omgekeerd geldt : A² + 2A.B + B² = (A + B)²
Werkwijze:
Stap 1 : zoek in de gegeven drieterm welke twee termen kwadraten zijn.
Stap 2 : bepaal de grondtallen van deze kwadraten. Let daarbij reeds op het teken van de overblijvende term : deze term moet immers het dubbel product zijn van de gekozen grondtallen.
Stap 3 : Controleer of de overblijvende term het dubbel product van beide grondtallen is.
Stap 4 : De drieterm is gelijk aan het kwadraat van de som van de gekozen grondtallen.
Voorbeeld 1: 16x² + 24x + 9 = (4x+3)²
Opmerking: breng eerst de gemeenschappelijke factor(en) buiten de haakjes
Voorbeeld 2: 98a² - 56a + 8 = 2(49a²-28a+4) = 2(7a-2)²