Oefeningen op evenredigheden

Tracht de opgaven op te lossen door ze als een evenredigheid te schrijven of door gebruik te maken van de regel van drieën.


1) Jan ontvangt voor 8 uur arbeid € 30 loon. Hoeveel € ontvangt hij voor 2 uur arbeid ?
Antwoord: Jan ontvangt € .

2) Tom Boone legt gedurende 1 uur 25 km af. Hoeveel km legt hij af wanneer hij 3 uur fietst ?
Hij legt km af

3) Als ik voor € 12 blikjes groentjes koop tegen € 0,5 het blikje, dan kan ik 24 blikjes kopen.
Hoeveel blikjes kan ik voor hetzelfde bedrag (€ 12) kopen, als de prijs van 1 blikje € 1 bedraagt?
Ik kan blikjes kopen.

4) Een wijnboer tapt een vat wijn af in 200 flessen van 100 cl.
Hoeveel flessen zal hij kunnen vullen als ze een inhoud hebben van 50 cl?
De wijnboer kan flessen vullen.

5) Een arbeider verricht een werk in 10 dagen. In hoeveel dagen zullen 5 arbeiders dit werk afleggen ?
5 arbeider doen het werk op dagen.

6) Zes blikjes Ice Tea kosten € 3,30. Hoeveel EUR kosten dan 2 blikjes Ice Tea?
2 blikjes Ice Tea kosten € .

7) Negen arbeiders kunnen een werk afmaken in 24 dagen. Hoeveel arbeiders zijn er nodig om datzelfde werk af te maken in 3 dagen?
arbeiders zijn nodig om dat werk af te maken!

8) Uit een vat bier van 100 liter kan een herbergier 400 glazen bier van 25 cl tappen.
Hoeveel glazen van 50 cl kan hij dan uit dit vat tappen?
Hij kan glazen tappen uit dit vat!

9) Twintig dozen waspoeder wegen 90 kg. Hoeveel kg wegen dan 30 dozen waspoeder?
30 dozen wegen kg.

10) Een auto legt de afstand Mechelen-Oostende af in 2 uur en 40 minuten tegen een snelheid van 60 km per uur. In hoeveel tijd zal een auto dezelfde afstand afleggen als de snelheid 100 km per uur bedraagt?
De auto legt de afstand af in umin.